U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pakken"
Resultaten 41 - 60 van 105
- lebbe: Pas op, aans zal ik je es even bij de lebbegies pakken (Hijken)
- lekkeres: Aj wat lekkeris hebben wilt, moej even een schaarp mes pakken, dan zal ik je wat ofsnieden (Eext)
- lellebel: Het is een lellebelle, um mit gien tange an te pakken (Hoogeveen)
- lief I: Doe e heurde dat ze hum pakken wolden, kreeg e het aordig op het lief
- lillijk: Het kind hef het lillijk te pakken, daor moej niet langer met hensukkeln (Hijken)
- loebies: Wat een loebies, die kerel hef altied ene te pakken (Pesse)
- lurven: Iene bij de lurven pakken
- maanhaor: In pakken haj pèerdehaor van de staart, het much gien maonhaor wezen (Sleen)
- manen I: Za'k hum even in de maonen pakken
- moordenaar: Het hef nog wel even duurd, maor de politie hef de moordenaor toch te pakken kregen (Vries)
- muitig I: Het was hum te muitig um even an te pakken (Gasselte)
- naoderhand: Naoderhaand begreep hij wel dat ze hum te pakken wolden nemen (Broekhuizen)
- neugen: Wij bint hier niet wend aal te neugen. Aj wat hebben wilt, moej mor wat pakken (Eext)
- oetdrèeien: Die kriej toch niet te pakken, die dreit zich der toch wal weer oet (Padhuis)
- ontglien: Ik har die paling te pakken, mar hij ontgleed mij weer (Koekange)
- ontieg II: Hij zöt er ontiederig uut, hij is te vies um an te pakken (Wapserveen)
- opzoepen: Ie mut er minstens drie opzoepen, veurdaj de smaeke te pakken hebt (Diever)
- pak I: Vrogger hadden ze pakken stro, tegenswoordig pakkies (Hollandscheveld)
- pak naor je: pakken
- pakken: Wos mie even dei schoppe pakken (Roswinkel)