U zocht voorbeeldzinnen met daarin "poten"
Resultaten 41 - 60 van 73
- poot I: Een hek har drie of veer poten, daor zatten de planken an vast (Sleen)
- poot I: Allemaol vieze poten in de keuken (Barger Compascuum)
- poot I: Het hef veer poten/Een steile rugge/En een plat veur het gat/Wat ding is dat?
- poten I: Halfweg mei keuj bonnen poten (Odoorn)
- poten I: Aj de eerappels te vroeg poten, kunnen ze joe wal ofvriezen (Klazienaveen)
- poten I: IJ kunt dik en wied poten
- poten II: Even poten, wie mag begunnen (Meppel)
- recht II: De rechte tied van erpel poten is eigenlijk veurbij (Stieltjeskanaal)
- remmen II: As een kou remd wör, trokken ze drei poten naor 'nkander tou (Roderwolde)
- sabelpoot: Sommmige hoender hebt sabelpoten, zie zakt deur de poten (Borger)
- schaop I: Het is een schaop met vief poten
- schaopereep: De schaopereep stun middel in het hok op poten (Sleen)
- scheiding: Ik bin wied genog uut de schaaiden, ik heb recht om hier bomen te poten (Tweede Exloërmond)
- schrosselig: De grond is wat schrosselig, ...schrusselig, wij kunt nog gien erpel poten (Sleen)
- siepel: Siepels poten mot gebeuren bij volle maon, aans gaot ze umliggen (Eext)
- slaghek: Een slaghekke hef een kop en poten (Wapserveen)
- slorre: Til dien poten op, olde slorre (Tweede Exloërmond)
- smakken: Hij smakt over zien eigen poten (Noordscheschut)
- spitsmoes: Spitsmoezen hebt een spitse snoet en dunne poten (Sleen)
- staotig: Wat löp hij daor staig hen, het liekt wel een hane mit stront an de poten (Meppel)