U zocht voorbeeldzinnen met daarin "prat"
Resultaten 41 - 60 van 71
- proten: Hij prat een vissie uut het waeter (Dwingelo)
- proten: Hie prat deur linnen en wollen hen
- proten: Hie prat met de mond, waor een ander met et
- proten: Hij prat je van de sokken (Nieuw Amsterdam)
- proten: Hij prat veur zien gat weg
- rad II: Hie prat zo rad, ij kunt hum haost niet volgen (Sleen)
- rappeln: Die prat, het rappelt er of (Weerdinge)
- redeneren: Redenèren kan hie, hij prat een vis uut het waeter (Dwingelo)
- reveln: Wat prat dei man, het revelt er of (Barger Compascuum)
- rit I: Bij ritten prat e mor zo wat hen (Eext)
- salleveren: As e prat, dan salleveert e derbij
- smeelderd: Een smeelderd prat je naor de mond, mor is ok vaal en achterbaks (Sleen)
- smeigel: Die vent prat iederien naor de mond, het is een smiegel (Hooghalen)
- soeslap: Een soeslap prat aal mor deur (Roderwolde)
- taofel: Hij prat je zo van de taofel
- temig: Wat e zeg is niet slecht, maar hij prat zo temig (Nieuw Amsterdam)
- understeboven: Hie prat je zo understeboven (Gasselte)
- vaal: Van iene die alleman naor de mond prat, wörde wel ezegd: hij is zo vael as kattestront (Dwingelo)
- verbastern: Die prat zo verbasterd (Wapse)
- verstaand: Hij prat naor dat hij verstaand hef (Ruinerwold)