U zocht voorbeeldzinnen met daarin "proot"
Resultaten 41 - 60 van 90
- proot: As der proot van komp, huj je hier niet meer zeein laoten (Eext)
- proot: Niks zeggen, ik wil niet dat er proot van komp (Ruinerwold)
- proot: Zo'n klein wondtien, dat is jao gien proot weerd (Barger Oosterveld)
- proot: Jan wil nog wat doen, mor dan moe ik die kerel an de proot holden (Ekehaar)
- proot: Ik kwam mit hum an de proot (Fluitenberg)
- proot: Zie bint drok an de proot (Mantinge)
- proot: Het kwam in de proot te passe
- proot: Hij hef altied verleuren proot, het is het anhèuren niet weerd
- proot: Hij hef seins van die holkorstige proot (Ruinerwold)
- proot: holle proot
- proot: Hij hef zu'n malle proot an zuk
- proot: Hij hef proot as een bossien wortels
- proot: Ik kan de auto niet an de proot holden
- proot: Van proot komp proot (Stieltjeskanaal)
- prootien: proot
- proten: Ach, proot wieze dingen
- proten: Dei proot elk naor de mond (Barger Oosterveld)
- punten I: Bonnen kuj punten, mor as er draod inzit, proot wij van rangen (Sleen)
- raodselachtig: Ie proot wat raodselachtig, ik begriep oe niet (Dwingelo)
- rauw: Hij hef wat rauwe proot over zich (Fluitenberg)