U zocht voorbeeldzinnen met daarin "proten"
Resultaten 41 - 51 van 51
- spienstern: Vrogger gungen de jongs een aovend hen proten en de wichter hen spienstern (Padhuis)
- spreken: proten
- strontbuul: Die strontbuul meent mee te mutten proten (Ruinerwold)
- umtoe: IJ moet er niet aal umtoe drèeien, ...proten (Oosterhesselen)
- verleden I: Die man kan allèn maor over het verleden proten (Zweelo)
- verstandig: Hie kan zo verstandig proten (Oosterhesselen)
- vrijoet: Het is hier vertrouwd, ij kunt vrijoet proten (Odoorn)
- wiesdompe: Hij kun best proten, daorvan niet, mar het was een grote wiesdompe (De Wijk)
- winterdag: Bij de winterdag hew ok wal mèer tied um te proten (Zweelo)
- zemelkont: Fatsoenlijk proten kan die zemeltriene niet (Ruinerwold)
- zwiegen: Hie zal het proten wal leren; as e het zwiegen maor leert (Odoorn)