U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schup"
Resultaten 41 - 49 van 49
- schup II: Hie hef mij een schup veur de kont geven (Sleen)
- schup II: Hij kreeg met het voetballen een schup veur de schienen (Hooghalen)
- schup II: Hij is gien schup veur het gat wjèerd
- siep I: Siep, gao vort, aans kriej een schup! (Eext)
- sjókkien: Aj niet weggaot, za'k je een schup verkopen, daj drei week op een sjokkien loopt (Sleen)
- spitbonk: De heerschup kreeg de darde gast deur met een schup een spitbonke oet te steken (Dalen)
- verdig: Een verrige schup
- weerhalen: Ik heb de schup nog op het laand liggen, kuj mij die even wèerhalen?
- woorargens: Ik heb die schup waoraargens zeein, mor waor... (Eext)