U zocht voorbeeldzinnen met daarin "sloot"
Resultaten 41 - 60 van 177
- grieper(d): Even de grieper der bie, dan is de sloot zo klaor (Barger Compascuum)
- gulp: Der gait een gulp water deur dei sloot (Barger Oosterveld)
- hak: Hij komt net met de hakken over de sloot
- Harm: Harm hej 't warm/Kroept in een koedarm/Kroept in de sloot, dan bij morgen groot (Hoogeveen)
- helderlicht: Ik begriepe nog neet, hoe hij bij helderlochte dag in de sloot reed (Diever)
- Hendrik: Ummetellen wie het wordt/Ieje of ikke of Henderk Gort/Henderk Gort lag ien de sloot/En nog was Hende (Ruinerwold)
- hoteldebotel: Hij giet hoteldebotel over de kop de sloot in (Klazienaveen)
- iens II: Ees, doe mien ome an het Ao schouwen was, mus e aover een sloot springen... (Ruinen)
- indukeln: Pas op jongens! Niet weer naor de sloot indukeln (Balloo)
- ingelanden: hebben besloten de sloot te laoten verbraiden (Valthermond)
- kabbeln I: Dat water kabbelde zo mooi deur dei sloot (Barger Oosterveld)
- kakkien: Hij is met het heile kakkie in de sloot reden (Roderwolde)
- kantrecht: Kantrecht een sloot ofsteken (Zwinderen)
- kar: Hij zat met peerd en kar in de sloot (Drouwen)
- kiepern: Mit wagen en al kieperde hij in de sloot (Pesse)
- kikkerrit: Wat zit daor een kikkerrit in de sloot (Pesse)
- klatern II: Een slootien of diepe dat uutmondt naor een grote sloot in, kan zo mooi klatern (Havelte)
- koe I: Gien aolde koenen oet de sloot halen
- koegeln: Het waoter koegelde deur de sloot (Vries)
- kont: Met zien dronkende kont kwam hij in de sloot terecht (Peize)