U zocht voorbeeldzinnen met daarin "soep"
Resultaten 41 - 60 van 75
- pieterselie: Soep zunder peterselie is nich lekker (Roswinkel)
- poezen: Denk er om, goud poesten. De soep is heit (Roderwolde)
- pruun: Die is zo zunig, die kan op een pruun wal soep koken
- puddingbrij: Wij kriegt vandaog gien soep, mor puddingbrij (Eext)
- recept: Kan ik dat recept veur die soep ok van oe kriegen? (Elim)
- schaopvleis: Met Roldermarkt eet ze in Rol soep met schaopvleis (Rolde)
- scheppen I: Zal ik de soep mar in de borden scheppen? (Oosterhesselen)
- schoemspaon: Most mit de schoemer het schoem van de soep halen (Barger Compascuum)
- selderij: Ik lus gien selderie in de soep (Klazienaveen)
- slantern: Slanter toch niet zo met die soep (Klazienaveen)
- soep: Soep mut goed hiete wezen (Noordscheschut)
- soep: Mit Dwingelmaark ete wij soep mit schaopevleis (Dwingelo)
- soep: Soep mout twaihaps wezen
- soep: Toen hij in het bestuur zat, hef e de boel in de soep laoten lopen
- soep: Aj een auto in de soep riedt en ij bint niet verzekerd, is het een duur gevallegie (Borger)
- soep: Soep met keuballegies (Pesse)
- soep: Wie hebben laiver een snee soep mit een haonai (Emmer Compascuum)
- soep: Niks is gooud in de ogen, maor slecht in de soep (Rolde)
- soepkroed: Peterselie of soepkroed bin ie neudig in de soep (Barger Compascuum)
- twaihaps: Soep moet twaihaps wezen (Zuidlaren)