U zocht voorbeeldzinnen met daarin "spul"
Resultaten 41 - 60 van 130
- inlands: Dat zaod is inlands spul (Dalen)
- invriezen: Aj dat spul goed holden wilt, kuj het beter invriezen (Emmen)
- kibbern I: Wat kibbert dat spul (Fluitenberg)
- klas: Het is eerste klas spul (Fluitenberg)
- kleefkruud: Kleefkruud is min spul, aj het in de rogge hebt (Ruinerwold)
- kliederig: Het is kliederig spul
- klitten: Dat spul klit an de vingers (Emmer Compascuum)
- knoedelbos: Van dat korte spul, daor maakte ie dan een knoedelbos van (Hollandscheveld)
- koppel: Dat spul, dat wordt een koppel broekt
- krachtig: Wat is dat krachtig spul
- krats: Dat spul is veur een
- kroetdreuge: Dat spul was kruutdreuge (Nieuw Buinen)
- kwakken I: Hij mös het spul ophemmeln, man hij kwakde het alle kanten op
- lever: Lever is dood spul, haost een soort bolster; der zit niks gien warmte in (Klazienaveen)
- lieds: Die koppies, dat is lieds spul (Gasselte)
- lier: Bie de baggermachien was eerder een lier um het spul veuroet te draaien, as de putte der oet was (Barger Oosterveld)
- löskommen: Het spul begunt, ze komt lös (Westerbork)
- metaolen: Roest jo dat metalen spul niet vort, zo mar boeten? (Padhuis)
- metgaon: Dat spul geeit jaoren met (Gasselte)
- metgeven: Dat spul gef met (Sleen)