U zocht voorbeeldzinnen met daarin "staart"
Resultaten 41 - 47 van 47
- veurganger: De pèerde wuurden vastbunden an de staart van heur veurganger (Sleen)
- vos: vos wal van de staart ofgleden wezen (Borger)
- vos: De vos hef het met de staart meten
- warvel I: Een leertie um staart en dan een touw eran. Die boven an de zolder vast met een warvel der tussen
- wringboom: Het dikke achtereind van een wringboom nuimden ze de staart (Eelde)
- zwien: As ze met een zwien hen dekken west hadden, sneden ze hum in 't staart
- zwiepstaarten: Bij het melken mus iene bij de koe de staart vastholden, umdat hie aaltied stun te zwiepstaarten (Nieuw Dordrecht)