U zocht voorbeeldzinnen met daarin "steken"
Resultaten 41 - 58 van 58
- steekschup: Een steekschuppe kuj gebroeken um de kanten van de sloten of te steken (Barger Oosterveld)
- steken: Wij gaot plaggen steken (Gasselte)
- steken: IJ moet er op verdacht weden dat ik er gien geld achteran steken wil (Eext)
- stok I: Door moej even een stokkien veur steken
- taand: Iene een taand in de kont steken
- törflien: een lien um langs te steken (Gieten)
- törfsteker: Een törfsteker wör bruukt om de törf in blokken te steken (Roderwolde)
- törk: Törken, die kunt lelijk steken en daor kriej dikke jokbulten van (Geesbrug)
- vastzetten: Ik heb het in de gauwigheid maar mit een paar steken vast ezet (Meppel)
- verluun: Heel vrogger weurd na het steken van een zwien een borrel dronken. Dat was verluden (Roswinkel)
- verspringen: Deink er umme, det ie de steken op tied laot verspringen (Ruinerwold)
- vezelzödde: Zödden steken was een bekende bezigheid. Er zat vaeke mar ien laogien onder de heideplagge van 5 - (Wapserveen)
- vinger: IJ moet hum de vinger niet in de mond steken
- vlam: De vlam erin steken
- vuurkörf: De vuurkörf weur broekt um de bovenlaoge van het veen in brand te steken veur de boukwaite (Barger Oosterveld)
- wapsennust: wapsennust steken (Vries)
- zitterd: Die zitterd, je zulden hum een naold in het gat steken (Gasselte)
- zuddenschoffel: De zuddenschoffel wuur ok wal broekt um heui te steken (Sleen)