U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stikken"
Resultaten 41 - 46 van 46
- stopnaald: Dat wichie hef een kneep, daor kunj wal met een stopnaalde deurhen stikken (Beilen)
- stuk I: stikken
- vasttrappen: De schaop hebt de mes vasttrapt; ij kunt het haost niet stikken (Sleen)
- vlaggiesstikken: Mit vlaggiesstikken mus ie vlaggies stikken in een stove (Dwingelo)
- ziedkaom: Ziedkaomegies in het haor stikken (Zuidwolde)
- zudde: Vrogger gungen er veule meinsen hen het Koekanger veld um zodden te stikken (Ruinerwold)