U zocht voorbeeldzinnen met daarin "streek"
Resultaten 41 - 46 van 46
- strieken: Hij streek heur over het haor (Emmen)
- strieken: Hij streek zuk wat um het gezicht
- zeil: Dat was een, die het zeil zo gauw niet streek
- zingen: As een tuut zingt, hef e het gooud op streek; het is een langgerekt taok (Eext)
- zommerziekte: Bij zomerziekte hej de ingewanden van streek (Schoonebeek)
- zulverkleurig: Tante streek zuk even deur het zulverkleurig haor