U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stro"
Resultaten 41 - 60 van 142
- körtbult: Körtbult is gien mesbult; het is verröt stro en daor kwam ask en alles in (Gasselte)
- körtgoed: Mos nog even wat stro in het hakselmesien gooien, want er ligt niks gain körtgoud meer (Valthermond)
- körtvoer: Körtvoor is alles behalve stro en heui (Weerdinge)
- kruusband: Wij legden een kruusband om de bos stro (Hoogeveen)
- kwalm: Aj nat stro opbranden wilt, komp er een dikke kwaalm rook of (Eexterveen)
- liester I: Die kliester kan ok neit veul oet het stro zetten (Een)
- loffen: Trippen zint van holt en loffen van stro (Sleen)
- Loo: *Op het Loo wost heui noch stro/Maor olde witten, die wilt er zitten (Dwingelo)
- maand: Hej nog olde maanden/Die wij mit Paosen braanden/Hej nog een bossie stro/Dan komp Paosenmaendag vro
- moezennust: Bij heur hadden ze eerder moezennusten in het stro van de bedstee (Exlo)
- mothaspel: De mothaspel brengt het stro veuroet in de hakselmesien
- naald: De naalden knupten de bossen stro (Padhuis)
- oegel: Dat is een starke oeger; die kan hiel wat oet stro zetten (Nieuw Dordrecht)
- oetspreiden: Sprei dat stro maor even oet, dan kan het dreugen (Anloo)
- oetzetten: niks oet stro (Barger Oosterveld)
- ofharksel: Ofharksel was stro, wat liggen bleef op de stoppel (Roden)
- ofharksel: kört stro en aoren en zo wat (Peize)
- opparsen: Wij hebt het stro wegdaon veur het opparsen (Exlo)
- overbinden: Het geklapte stro wordt gebruukt veur het dekken of overbinden van het dak
- pak I: Vrogger hadden ze pakken stro, tegenswoordig pakkies (Hollandscheveld)