U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vangen"
Resultaten 41 - 60 van 85
- lekker: Kas mij toch lekker niet vangen (Padhuis)
- loes: Op een kale kop is het makkelijk loezen vangen (Sleen)
- lokaos: Lokaos veur het vangen van moezen (Anderen)
- mengel: Een mengel kan beter een haze vangen as een gewone windhond (Barger Compascuum)
- meun: Ik heb wal ies meunen vangen met voelmaken in 't stroom (Sleen)
- moesiekrabben: Bie moesiekraben huil je joen handen bie het gooien en vangen van de bale met de handpalm naor boven (Emmer Erfscheidenveen)
- naostoeven: Hie zat achter de hege en hij steuf mij nao, mor kun mij niet vangen (Sleen)
- Nargenshuzen: Hen Nargenshuzen, lillijkers vangen (Pesse)
- oflopen: Hie hef het hiele jachtveld oflopen en niks vangen (Sleen)
- onwillig: Mit onwillige honden is het slecht hazen vangen (Broekhuizen)
- opvangen: Under de maalkast weurden de zakken hungen um het maalsel op te vangen (Hijken)
- opvangen: vangen
- plomper(d): Hie haar een beste plomperd vangen (Balloo)
- putter I: In de winter, as der snei lag, gungen wie wal is putters vangen mit liemstokken (Barger Compascuum)
- siephond: Vroouger gebruukten ze siephonden bij de dörsmesien um moezen te vangen (Gasselte)
- slomp: Dai ken in een slomp ain haoze vangen (Valthermond)
- snoek: Hie hef een dikke snoek vangen
- snoek: Een vissien uutgooien om een snookien te vangen
- spiering: Hij is mit een spiering an het snoken vangen (Wapse)
- spiering: Een spiering uutgooien um een hèring wèer te vangen