U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vast"
Resultaten 41 - 60 van 193
- goed I: Vast good
- goed I: Der zit vast limtig goed in 't hoenderhok
- goed I: Moej dat gooudtie nou is heuren, wij kriegt vast aander weer
- gorre: een briede baand achter de veurbienen, waormit de deken werd vast ehulden (De Wijk)
- graaien I: Die meinsen bint wal zo hebberig, ze grist en graait alles wat lös en vast zit bij mekaar (Hooghalen)
- griepstuver: Die hebt vast nog wal een mooie griepstuver in het beddestro
- grissen: Die meinsen bint wal zo hebberig, ze grist en graait alles wat lös en vast zit bij mekaar (Hooghalen)
- grommelschoer: De locht kek zoer, zee de boer/Wij kriegt nog vast een grommelschoer (Coevorden)
- grondvarve: Zet de schuur mar vast in de grondvarve (Oosterhesselen)
- gubei: Wanneer een kip drei weken op eier zeten hef, dan zint er vast wal een paar gulpeier bij (Westdorp)
- gunnen: Hie zal zuk vast niet eerder rust gunnen as dat e dat waark daon hef (Eext)
- haakschup: De scheper luut de haakschup achter zuk an sleppen, die zat vast an een riem (Padhuis)
- ham I: De zeine zit met de ham, ...hakke an de boom vast (Hijken)
- hechten I: Klimop hecht zukzulf vast (Nieuw Dordrecht)
- hemel: Veier man hulden mit de processie de hemel vast (Barger Compascuum)
- herrie: Die kinder muken zo'n herrie, wij kriegt vast aander weer (Sleen)
- heuijuk: Leg het heuihek maar vast op de wage (Nieuw Schoonebeek)
- hoepel: Hoepeltien jagen met een gaffel, vast of lös, wuur een bult daon (Padhuis)
- hoes: 't Zit zo vast as een hoes
- holoogd: Dei man is vast nich goud in de hoed, hij kik zo holoogd oet (Barger Compascuum)