U zocht voorbeeldzinnen met daarin "verkopen"
Resultaten 41 - 60 van 93
- mof II: Veur 1940 leupen de moffen hier um zenden te verkopen (Wapserveen)
- noodzaken: Het liekt er wel op det hij mij neudzaken wil hum det stukkien grond te verkopen (Koekange)
- oelewapper: Za'k oe een oelewapper verkopen? (Diever)
- oetponden: Eerder mussen ze bij een noodslachting het vleis uutponden in kleine porties en dan verkopen (De Wijk)
- oetponden: Oetponden brengt meer op as in de roeze verkopen (Coevorden)
- ofbraok: Dat is een goeie ofbraok aj veerzen verkopen veur de oetvoer (Een)
- ofbraok: As ie in de dure tied verkopen, dan is het een mooie ofbraok (Roden)
- ofkalven: Die ko laow eerst ofkalven, en dan wöw hum verkopen (Pesse)
- opdoen: *Opdoen dut botter verkopen
- opdoffer: Za'k oe ies een opdoffer verkopen? (Elim)
- oplabbedoeris: Hol op of ik zal je een oplabbedoeris verkopen (Zeyen)
- opmaken: *Opmaken döt botter verkopen
- opneuker: Eine een opneuker verkopen (Nieuw Schoonebeek)
- opperdoes: Za'k je een opperdoes verkopen? (Sleen)
- opsodemieter: Ain een opsodemieter verkopen (Valthermond)
- opstrieken: Opstrieken döt botter verkopen, mor de ponden brengt geld an
- optater: Aj niet gauw weggaot, za'k je een beste optater verkopen (Beilen)
- optrekken: Eerst wol hij het veur die pries verkopen, mar nou trekt hij de melk op
- overkoter: Hij wil dat peerd graag verkopen, mar det valt hum niet mit, het is een overkoter (De Wijk)
- palmtèring: Hie stiet er in palmtèring of e het hoes verkopen zal of niet