U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vet"
Resultaten 41 - 60 van 120
- landschoe: De laandschoou was maokt van vet leer (Eext)
- lössen: Aj der te weinig vet onder hebt, dan wilt pannekoeken niet best lössen (Klazienaveen)
- magermannegien: Maogerman, zit in het vet en krig er niks van
- makreel: Aj makrelen koopt, moej die handigsten nimmen; die dikken bint te vet (Sleen)
- mèeierspankoek: Meeierspannekoeken dreven in het vet. Ze brachten ze in twei borden op menare in een blauwe haanddoe (Zuidwolde)
- mesvarken: Het mesvaarken is gauw vet (Wapse)
- metworst: as een metworst daor het vet oetlopen is (Schoonlo)
- meug: doe at hij viegen mit vet (Havelte)
- miskommen I: Vet èten krieg ik miskomen van (Fluitenberg)
- modder: Hij is zo vet as modder (Dwingelo)
- moes II: Mous is een duur vret, eerst mous en dan het vet (Vries)
- mörmel: Een vet mormel
- nat I: Het nat van de negosie is bèter dan het vet van de arbeid (Hoogeveen)
- nier: Nier is een arm dier/Zit in het vet/En nemp niks met (Eelde)
- nier: rondom in het vet/En blif maoger (Westdorp)
- niervet: Niervet is het mooiste vet. Daor zit gien klieren in (Zwinderen)
- nippel: Die nippel is hielmaol verstopt, der wil gien vet in (Sleen)
- oetmaken: Vet oetmaken (Oosterhesselen)
- oetschrammen: Vet oetschrammen (Padhuis)
- oetschrumpen: Het vet uutschrempen (Erica)