U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vinden"
Resultaten 41 - 60 van 69
- ofscheiding: Ze kunden de ofschaaiding haost niet meer vinden (Roderwolde)
- ofventen: Ik heb de hiel stad ofvent, mor ik kan die winkel nargens vinden (Hijken)
- onraod: Aj ze niet vinden kunden, rupen ij: zeg ies onraod en aj gien sein geeft, doew niet langer
- opreukeln: Ik wol de kachel opreukeln en doe kun ik de poke nich vinden (Barger Oosterveld)
- plaots: De kerk was zo vol, wij kunden haost gien plaots mèer vinden (Sleen)
- ploeg II: Ik kan de breinaalden niet vinden, mor der möt wal een ploeg weden (Sleen)
- rondsnuien: Hij was op de rommelmarkt an het rondsnuien of e nog wat vinden kun (Barger Compascuum)
- scheistien: Ik kun nargens een scheistien vinden bij oes neie perciel grond (Zweelo)
- schietiezer: Ik kun het schaitiezer nait vinden (Valthermond)
- schiettent: Ik kun hum nich vinden, man hij stund bie de scheittente (Barger Oosterveld)
- schraolties: Iets schraolties vinden
- sorteermesien: Ik kan het reuster van het sorteermesien naargens vinden (Eext)
- stameln: Hij kun de woorden haost niet vinden; hij stun daor mor wat te stameln (Hooghalen)
- stoelstok: De hozen, die aanders zo veur het griepen op de underste stoelstok hangt, kuj nargens vinden
- stommeln: Woor hest dat noe weer henstommeld, ik kan niks vinden (Barger Oosterveld)
- umdolen: Ik heb daor op de markt een poosien umdoold, maar kun niet vinden, wat ik zöchde (Klazienaveen)
- umzwinden: Ik kan het neit vinden; toch het het hier aaltied omzwonden
- verhangen: Die aander har mien jas verhangen, ik kun hum niet meer vinden (Sleen)
- vinden: Ik kan naargens mien portemonee vinden (Anderen)
- vinden: Doe magst dat wal mooi vinden, mar ik vin het verschrikkelijk (Barger Oosterveld)