U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vol"
Resultaten 41 - 60 van 413
- botterbloem: De heile gruinkampe stun vol botterbloumen (Barger Oosterveld)
- condoleren: Ik had het gemoed vol, toen a'k hum condeleerde (Elim)
- couraozie: Vol courazie begunden ze der an (Ruinerwold)
- dag: De locht hangt nog vol dage heur
- dakgeut: De dakgeut zit vol blad, het mot schoonmaakt worden (Westdorp)
- dambord: Zij hadden een dambord kregen met een deuze vol brikken (Erica)
- dehalf: Over het vuur höng de haelpot dehalf vol mit melk (Smilde)
- dienettel: Mit binden moej wal mouwen hebben, de rogge op dat bovenveen zit vol dienettels (Barger Oosterveld)
- diggelgoed: Wie hebben een kaaste vol diggelwaark (Valthermond)
- dikkop: Die sloot zit vol met jonge dikkoppen (Anloo)
- dòp I: Het lag er vol doppen van de neuten (Norg)
- dòp I: Bie het dörschen hej de sokken vaak vol doppen zitten (Barger Oosterveld)
- dotterbloem: Wai hadden vleden jaor het heile laand vol dotterbloumen (Peize)
- draank: Hie had de pèens weer vol draank
- dril I: De hiele sloot zit vol dril (Borger)
- drulen: Het druult de hiele nacht an, dat de regentonne toch haost vol worden is (Smilde)
- duvelsneigaoren: De hiele hegge zit vol mit duvelsneigaoren (Geesbrug)
- eelgat: Het eelgat was vol in het zwienhok (Sleen)
- eelt: Hij höldt bij eelt en zwaor vol dat hij geliek haar
- emmer: Die koe gef een dik emmer vol melk (Borger)