U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wit"
Resultaten 41 - 60 van 131
- holtmot: De holtmot is gries van kleur, under wit, pooties an de kanten en zit in het holt en is dikker as ee (Sleen)
- hoos I: Hozen kunt schaopegries, zwart of blauw wezen; in de winter wit met een zwarte der over (Sleen)
- indelig: Ie hebt niks gien contact met mien breur, die is zo indelig, ie wit nooit wat der in hum umgeet (Hijken)
- kaolde: Hie har de vingers wit van kaol (Eext)
- keeshond: Wat hebt die een mooi wit keeshondtien (Zweelo)
- Kerstmis: As met Karstmis de bomen wit bint van snei, dan bint ze det in het veurjaor van de bloesems (Fluitenberg)
- klapakster: Een klapekster is zwart-wit en veul kleiner as een akster (Dwingelo)
- knaok: De knaokens har ik wit van de koolde (Elim)
- knolbotter: Knolbotter is wit van kleur, gresbotter is geelachtig. IJ kunden wal pruven dat het knol(len)botter (Sleen)
- koe I: Ie wit mor nooit hoe 'n ko 'n haas vangt (Hijken)
- krano: Vrogger haj krano underboksen, van binnen wit, van boeten blauwig (Sleen)
- kriebel I: In dat stoffie zit een klein, wit kriebeltie (Noordscheschut)
- kriet: Hij was zo wit as kriet (Een)
- laken: Hij worde zo wit as een laken (Hoogeveen)
- lettergaoren: was wat gedreeid, wat gekleurd mit rood en wit (Pesse)
- liek II: Hie was zo wit as een liek (Anderen)
- loenen I: Die hef van die loenen, ij wit bijtieden niet waj der an hebt (Sleen)
- logen: Vrogger haj van det gele linnen, det mus eloogd worden um het wit te kriegen (Pesse)
- loog I: Loog gebroekt ze veur linnengoed, het wordt er mooi wit van (Exlo)
- maizenabrij: Wij kent maizenapap, maizenabrij en maizenapudding. Maizenapap bleef wit en in de pudding zat kleur (Sleen)