U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zak"
Resultaten 41 - 60 van 98
- naod: Hij is ofkeurd veur deeinst, hie har de naod scheeif over de zak (Anloo)
- naod: Het kan beter van de zak as van de naod
- nat II: Hij is zo nat as een zak (Wijster)
- nat II: een aol zak (Anderen)
- nat II: een natte zak (Hollandscheveld)
- oetdörschen: Doe had e een zak hardschelde bonen oetdörst
- oetmeten: Ik heb die zak in ponden oetmit, ...oetmeten
- opholden: Hij mus scheppen en ik mus de zak opholden (Barger Oosterveld)
- opsloffen: Het cement sloft helemaol op, de rogge zit slof in de zak (Anloo)
- opvullen: As der nich genog veren meer in de kussen zit, meuj ze wat opvullen mit veren oet dei zak (Barger Oosterveld)
- pak II: Zo'n plastic zak met erpel, daor kuj gien pak an kriegen (Sleen)
- pan: Ik legge een zak op de panne, aans krieg ik een blikgat
- pluk: Wij hebt nog een zak plokken staon (Padhuis)
- poezen: Hij wil poesten en het meel in de zak holden
- pongel: Een pong is een zak vol meel en een pongel is een zak, die niet vol is (Eext)
- pongel: Een pongel was een zak vol meel, een pongeltie was een klein beetie (Erica)
- pörrel: Wai atten altied Jan in de zak, en dat kwam oet een linnen pörrel (Peize)
- propvol: Een zak die proptevol is, kuj muilijk dichte bienden (Wapserveen)
- puil: Een papieren zak is een papieren puiel (Exlo)
- puilen III: Het zaod puilde uut de zak (Uffelte)