U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zakken"
Resultaten 41 - 60 van 67
- sleepkont: Een sleepkont is een koe die de kont zakken lat, umdat e deur de platen giet (Emmen)
- umpakken I: Ze binnen met de zakken rog an het umpakken (Eelde)
- umzwèeien: Een vracht oplieren, dan umzwaaien en dan laoten zakken in het ruum van het schip (Nieuw Amsterdam)
- underdompen: Aj zakken wassen wilt, moej ze eerst almaol underdompen (Mantinge)
- vervreten II: Dat ondier har alle mudse zakken vervreten (Hijken)
- voorschoet: veurschoet, zakken
- vullen I: IJ moet die zakken met koren vullen (Schoonebeek)
- wade: Een wa was hier van zakken mit gaten, een zölfgemaakt treknet (Zuidwolde)
- zakken I: Jèertieds dreugen wij zakken schölken (Diever)
- zakken I: De zakken veurschoet veur het zwienevoren (Stieltjeskanaal)
- zakken I: Zij drag geregeld een zakken magge (Kerkenveld)
- zakken I: Zakken stof is wat grof geweven stof (Stieltjeskanaal)
- zakken II: Het waoter begunt te zakken (Roderwolde)
- zakken II: Die hoogte in dat stuk laand laoten we zakken
- zakken II: Laot oe zakken
- zakkenhandelaar: Zakkenhandelaren leverden de zakken bij de handel (Sleen)
- zakmagge: zakken I
- zanderig: Maak je de boks niet smèrig an die zandige zakken (Sleen)
- zaodmeter: hangt de zakken om het dörsmesien, vangt het zaod op en weegt het (Norg)
- zaodzolder: Wel was er een zaodzolder, waor het zaod miestal in zakken hen ezet wur boven het veurhuus (Wapserveen)