U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zet"
Resultaten 41 - 60 van 424
- bred: Zet het koppie maor op het bred
- bril: Hij hef mij een bril op de neus zet
- broek: Hij hef mij wat an de brook zet
- broen: Dan zet ie er de zwarte maar bij veur (Hollandscheveld)
- brood I: Hij zet er gien brood in (Hoogeveen)
- bulten: Törf, dei nich dreuge genog was um te bulten, weur in klampen zet (Barger Compascuum)
- buuslingspei: Buunzelingspeeie vien ie allennig in de wintertied, het zet er wat wit en glibberig uut (Dwingelo)
- carboliene: Ze hebt de waogens gooud in de carboleum zet (Anderen)
- carboliene: Ik heb het kiepehokke in de kaarbeliene zet (Dwingelo)
- dag: Vandaag (an) de dag wordt er niet veul mèer oet stee zet (Hijken)
- dam: Ze hebben die auto mal op de dam zet (Klazienaveen)
- deel I: Zet de fiets mor op deel (Drouwen)
- deurzetten I: De vörst zet wal deur (Valthermond)
- diek: Ik heb dei kerel an de diek zet
- diek: Het zet gien zudden an de diek
- dood I: Hij zet er uut as de dood van het gaanzebord van Iepern (Hoogeveen)
- drebbel I: Een drebbeldreet pakt het veur zuk op en zet het achter zuk deel
- drèeilap: Een dreilap wordt in een hemd zet under de arms um meer bewegingsvrijheid te hebben (Coevorden)
- dunnig: Hij zet er dunnig uut
- fien: Bij hum bint ze zo fien dat de hane zundaags apart zet wordt (Hijken)