U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zette"
Resultaten 41 - 47 van 47
- strookmusse: Griet zette net een helderschone straokmusse op
- veurhokken: Bij veurhokken gung der ien veuroet en zette ien hok veur op het laand, ien midden op en ien op het (Weerdinge)
- viehek: Hij zette de viehekken op de stortkar, hij mus de schaop ophalen (Sleen)
- voor I: Hier was eine, dei zette 40 vouer op een wagenrad (!) (Barger Oosterveld)
- zette: Opoe zee van zette, det was een vergiet (Ruinerwold)
- zetten: Die kiepe klokt zo, die is vaste bröds. Nou, dan zette wij hum
- zuddenbank: Vrogger zette men een zoddenbaank naost de heerd (Weerdinge)