U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ziekte"
Resultaten 41 - 50 van 50
- tobben: Ze hebt hielwat te tobben ehad mit ziekte (Ruinerwold)
- verhelpen: Die ziekte is wal te verhelpen (Westerbork)
- vermeestern: De hoesholding had deur de ziekte al heel veul geld vermeesterd (Rolde)
- veronderstellen: Wat veur ziekte het was, dat weet ze zo niet. Wij hebt al verondersteld dat het wel longeworm ewest (Hollandscheveld)
- vliege: Een vliege is seins een overbrenger van ziekte (Pesse)
- vrumd: In de tropen hef hij een vremde ziekte oplopen (Nieuw Amsterdam)
- ziekte: Hij zal het er wel umkriegen, het is een verkeerde ziekte
- ziekte: Hij hef de baankschroeve esmeerd; het ding peep as de ziekte
- ziekte: Hij is zo brutaol as de ziekte (Weerdinge)
- ziekte: Blauwe ziekte