U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zingen"
Resultaten 41 - 50 van 50
- sein: Hij gaf een sein en toen begunden ze allemaole te zingen (Hoogeveen)
- stapelgek: Die kerel is staopelgek; hie steeit op kop op de baank veur het hoes te zingen (Eext)
- toonledder: Ze mussen eerst toonladders zingen (Roderwolde)
- vers I: Nou muj ies een varsie zingen
- waterachtig: *Mit waterachtige soep kuj het Wilhelmus zingen
- Willem: As die veugel boven ien de boom zat te zingen, was het net of hij flèut van 'Ik bin dikke Willem' (Ruinerwold)
- zingen: Ik heurde in de schoul zingen (Roderwolde)
- zingen: Hie kan zingen as een kat, die achterneers de ledder optrökken wordt (Eexterveen)
- zingen: Hij gung veur het zingen de kerk uut
- zingen: Tegen de leg kunt de kippen mooi zingen (Rolde)