U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zuk"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 41 - 60 van 500
- behekst: Dat kind is vast behekst, het kan zuk niet verreuren (Eext)
- behelpen: Die zuk niet behelpen kan, is gien armoed nut (Sleen)
- behoefte: An zuk weer hew niet zo'n behoefte (Weerdinge)
- beinzerig II: De beinen binnen mai seupel. Het is ok zuk beinzerig weer (Roderwolde)
- beklèeien: Hij har zuk van boven tot onder beklaaid (Valthermond)
- bekwielen: Hij hef zuk heilemaol bekwield (Barger Oosterveld)
- bemiegen: Dat kind hef zuk heilmaol bemegen (Barger Compascuum)
- bemotten: De jonges waren an het varven en do hebt ze zuk heilemaol bemot (Barger Oosterveld)
- benimmen: Hij hef zuk het leven benömmen (Eext)
- berakken: Hie hef zuk hieldal berakt (Sleen)
- beraomen II: De moes luut zuk deur de kat beraomen (Oosterhesselen)
- beraon: Hij mus zuk beraon, veurdat e antwoord gaf (Weerdinge)
- beroepen: Hie berop zuk er op dat e zeeik west is (Gasselte)
- beschieten I: Hij har zuk van boven tot ondern bescheten (Barger Oosterveld)
- bestrien: Hie hef zuk bestreen
- betern: Hij is van plan zuk te betern (Sleen)
- betoefd: Hij holdt zuk arm, maor hij is goed betoef(d) (Hoogeveen)
- bevel: Hij kreeg bevel um zuk te melden (Weiteveen)
- bevoelen: Opa bevoelde zuk de leste tied vaak (Emmen)
- bewust: Hij was zuk nargens van bewust (Klazienaveen)