U zocht voorbeeldzinnen met daarin "auto"
Resultaten 61 - 80 van 152
- klem I: Wij wollen met de auto deur het bos, mar wij kwamen aordig in de klem
- knipperlocht: Aj pech hebt met de auto, moej de knipperlichten andoen (Vledder)
- knorren: Moej die olde auto ies heuren knorren (Klazienaveen)
- knötter: auto hef een beste kneuter had, de zit een heile deuk ien (Barger Oosterveld)
- koegeln: Wat een drokte, de auto's koegelt er langs (Stieltjeskanaal)
- kop: Van die auto is de kop of
- kreuk: Die auto zit in de kreuk
- kreukel: Die auto zit ok mooi in de kreukels
- kroelen I: Die auto jeug zo hard over de zaandweg, stof kroelt er achteraan (Nieuw Amsterdam)
- kroes I: De auto zat in de kroes (Odoorn)
- kros: Wat is dat een olde krosse van 'n auto (Klazienaveen)
- kwierten: De jonge van Dörk much graag in olde auto's kwierten (Meppel)
- laadbak: De laodbak van een auto (Valthermond)
- lebait: Ons auto wil nait, hai is lebait (Eexterveen)
- lichtkaans: Lichtkaans dat ik aanderweek die neie auto krieg (Gasselte)
- mankeren: Zunder mekeren dreide hij de auto op straot (Gasselte)
- merakel I: Hij har een maal meraokel met zien auto
- mets: Hai het een klap van ain auto had, dat hai het een paor daogen veur mets legen (Valthermond)
- metsleuren: Hij kwam te vallen en weur deur de auto mitsleurd (Nieuw Schoonebeek)
- muilijkheid: Hij had muilijkheden mit de auto (Elim)