U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bakker"
Resultaten 61 - 80 van 89
- roggenbol: Bij de bakker hebt ze roggenbollen te koop (Sleen)
- schèensenbos: De bakker stookde de oven mit schèensebossen (Emmer Compascuum)
- schenker: As ze mit de schenker en de bakker ofrekend bint, is er niet veule meer over
- schierigheid: Ik bun naor de bakker west en heb even schierigheid maakt
- schieter: Mit de scheiter scheut de bakker de stoete in de oven (Barger Compascuum)
- schillings: Wij haalden vroeger een schillingse stoet van de bakker (Emmen)
- slagkoek: De bakker muik slagkouken veur het koukhakken (Roderwolde)
- sliekerig: Het brood van de bakker is zo sliekerig van binnen, allemaol draoden (Coevorden)
- spantörf: De bakker gebruukte vrouger spantörf, dat waren dikken (Gieten)
- spierlijk: Bakker dee de deur lus en daor stun de vrouw spierlijke naokt in de keuken (Drouwen)
- stoetenkörf: De bakker mit zien stoetenkörf veur op de fietse (Nieuw Schoonebeek)
- streek: De bakker mot het deeg goed kneen, aans kriej een stieve streke in de stoete (Beilen)
- sunterklaoslotten: Dan har ie vlak veur sunderklaos het sunderklaoslotten bij de bakker
- takkebos: De bakker bakt niet mèer met takkebossen (Mantinge)
- takkebossenbult: Der lag eerder een beste takkebossenbult bij de bakker (Sleen)
- timp: die deur de bakker speciaol veur de gelegenheid bakken weurden; maor ook kregen ze wel een timpien
- toeboerken: Hij is eigenlijk bakker, mor hie boerket wat toe (Sleen)
- transportfiets: De bakker bracht het brood rond op de transportfietse (Kerkenveld)
- trog: De bakker hef zien dieg in de trog
- tumtum: Van de bakker krege wij tumtummegies (Beilen)