U zocht voorbeeldzinnen met daarin "betalen"
Resultaten 61 - 80 van 93
- precario: Wij hadden vrogger een café en mussen bij de gemiente Coevern altied precariorechten betalen veur d (Coevorden)
- precario: Der bint plaotsen, waor ze precario moet betalen veur een zunnescherm of veur de stoep, as die van d (Westerbork)
- riek I: Det mut het riek mar betalen
- rouwkoop: Aj spiet van een koop hebben, dan moej rouwkoop betalen (Klazienaveen)
- schabrief: Ik har vergèten te betalen. Vanmorgen kreeg ik een schabriefien (Hoogeveen)
- schief I: Zie hebt het almaol over ien schief gooid, zie mussen almaol evenveul betalen
- schutgeld: IJ moet schutgeld betalen, aans kriej die koe niet wèer met (Sleen)
- simpel: Daor koj niet zo simpel of; dat wordt betalen! (Sleen)
- sip I: Hij keek wel wat sip, toen het op betalen ankwam (Hoogeveen)
- slokbotter: Het is een slokbotter in het betalen (Oosterhesselen)
- slontern: Hie slontert aal mor hen met betalen
- sluusgeld: De schipper mus nog sluusgeld betalen (Klazienaveen)
- snieveln: Hij mus nog betalen, mor wol der stiekum tussenoet snieveln (Hooghalen)
- speulen: Wij speulden der umme, wie dat rondtie betalen mus (Klazienaveen)
- spie: Die kan het wel betalen, hij hef spie zat
- steegeld: Wie meut stedengeld betalen veur de kerkbanken
- steegeld: Op de markt moet de boeren steegeld, ...staongeld betalen an de markmister (Beilen)
- straotbelasting: Hij hef hielwat bezittings en mus nogal straotbelasting betalen (Emmen)
- successie: Zij mussen een bulte successie betalen (Zuidwolde)
- tering: Wel mot die tering betalen?