U zocht voorbeeldzinnen met daarin "bien"
Resultaten 61 - 67 van 67
- tippen I: Hij tipt wat met het bien (Hooghalen)
- trekken: Overal lag wat, ij kunden gien bien trekken
- umhoog: Hie möt met het bien umhoog liggen (Emmen)
- verdrèeien: Met gymnastiek kunj makkelijk een arm of bien verdrèeien (Borger)
- verlichten: Ik zal je even helpen met dat bien en preberen de pien wat te verlichten (Emmen)
- wever: Een peerd dat an beide bienen kraamperig is en van het iene bien op het aandere giet, is een wever; (Zuidwolde)
- zèrigheid: Ik heb wat zèrigheid an het bien