U zocht voorbeeldzinnen met daarin "boeren"
Resultaten 61 - 80 van 179
- inscharen: In det stuk laand is jongvee ien eschaard van wel tien boeren (Ruinerwold)
- interen: Der binnen boeren, die aordig interen op heur inkommen (Peize)
- jags: Partie boeren biendt een jagse hond een blik an de starte
- jaokenreeuw: Paartie boeren hebben altied ortiesreeuw, ...jaokenreeuw (Roderwolde)
- jekker: Boeren drèugen vrogger gien overjasse, mor een jekker (Diever)
- kaarnhond: Boeren hebt jao honden, kaarnhonden, hoender- en schaophonden
- kapsjees: Kapitaolkrachtige boeren hadden een kapsjees (Rolde)
- klagen: As boeren nait meer klaogen/En pestoors nait meer vraogen/ Den is de wereld ten ende (Valthermond)
- klap II: De boeren hadden een klap boven de krubbe (Sleen)
- kleistreek: Op de kleistreek, daor hej dikke boeren (Wapserveen)
- kliedwagen: 'n Kliedwagen was een gewone boerenwagen met beugels en een linnen kap. De mieste boeren hadden ze. (Schoonebeek)
- knechtenloon: Hej het knechtenloon al veur mekaar, zeden de boeren tegen mekaar (Sleen)
- knorren: Schippers en boeren wordt net as heur varkens knorrende vet! (Hoogeveen)
- koe I: Zunde dat de Koekanger koenen ien het water schijt, want de boeren bint de mes zo neudig (Ruinerwold)
- koezolder: De boeren knupten vrogger de staarten van de koenen met een stuk touw vast an een ringe an de kozold (Beilen)
- körtponden I: As de boeren 's mörgens de verkochte zwienen ofleverden, harren paartie meinsen de zwienen dikke vo (Beilen)
- kragge I: Vrogger maakte de boeren in Gietern heur laand groter deur kraggen lös te stikken en die achter de (Meppel)
- krappigheid: De mieste boeren hebt 't nogal rejaal, mar ziet de krappigheid bij de arbeiders niet (Fluitenberg)
- landbouwer: Eerst waren het boeren, doe landbouwers en noe agrariërs (Barger Oosterveld)
- landbouwveurlichter: Landbouwveurlichters waren mislukte boeren (Sleen)