U zocht voorbeeldzinnen met daarin "boks"
Resultaten 61 - 80 van 128
- mesjesters: Een mesjester boks (Hoogeveen)
- oetstukken: De boks oetstukken (Zeyen)
- ofbroeken: Die aole boks kuj wal ofbroeken in het erpelkrabben (Sleen)
- ofstreupen: Hie hef zo de boks van de kont ofstrupt
- oftakas: De heul boks was in flarden, dou e in de oftakas zeten har (Eexterveen)
- ofzakken: De boks was hum ofzakt (Sleen)
- onbegunnen: Laow je mor een neie boks kopen. Hier zit al zoveel lappen op; het is onbegunnen wark um hum nog wee (Oosterhesselen)
- ontkommen: Het is mij wat ontkommen, ik heb de boks nat (Eext)
- ontkrupen: De veldwachter zat mij achter de boks, mor ik bin hum ontkreupen (Sleen)
- onverslietbaar: Een boks van dril was onverslietbaar (Nieuw Dordrecht)
- opbinden: Ik heb hum goed de boks opbunden
- ophalen: IJ moet je boks wat beter ophalen, het hemd hangt er oet (Sleen)
- opheistern: Der mot een reeim um mien boks, ik moe hum zo aal opheistern (Eext)
- opstrieken: Most mij even mien boks opstrieken (Eext)
- optonten: Ik heb die aolde boks nog mar even weer wat optont (Oosterhesselen)
- opzolten: Het aol mensk kan zuk nou wal opzolten, schoondochter hef de boks an (Westdorp)
- overholden: Hie hef iemen ofleverd. Hie hef er van 't jaor nog een striepkaoren boks an overholden
- paniek: Jong, zaai niet zo'n paniek, zien moe zet je wel een haak an de boks (Eexterveen)
- piel I: Hie haar de piel oet de boks hangen (Balloo)
- piep: De linker piep van dizze boks is te kört (Exlo)