U zocht voorbeeldzinnen met daarin "boom"
Resultaten 61 - 80 van 288
- femilie: Zie bint zo nao in de femilie, zie hebt al is een keer een paar klompen oet ien en dezölde boom kre
- flauw: Daj mor zo umdreit zo as een blad an een boom, dat vin ik flauw (Anderen)
- fosserig: De zende zit niet goed an de boom, hij meit zo fosserig het zit in fossen
- frabbel: Een frabbel van een boom (Sleen)
- gaffel: Het nust van de grote liester zit vake in de gaffel van een boom (Uffelte)
- gat: Met de störm is die boom der met het zwarte gat en al oetgaon
- geluksholtien: Een geluksholtien is een uutwossel an een boom, mor zal nooit tut een takke uutgruien, umdat het all (Pesse)
- geubel: Het pèerd leup veur de boom aal in 't ronde, de geubel dreide en in de schure weur het zaod dörst (Hijken)
- gezicht I: Die boom stiet mij precies in het gezicht (Klazienaveen)
- giezel: De giezel valt van de boom (Padhuis)
- goldpepier: *Haoken en ogen/Tikke, takke togen/Goldpapier/Singelingelier/De boom valt om/ Draai je nog eens om (Hoogeveen)
- griepen: De ekkels riegelden van de boom, der was gien griepen an
- gruungoed: Dat is nog zuk gruungoed, dat moet nog even an de boom blieven (Klazienaveen)
- gruwelijk: Der zit gruwelijk veul appels an dei boom (Barger Oosterveld)
- haak: Tikke, takke togen/Hans spant spier/Tierelierelier/De boom waait om/ Alle mooie meisjes keren zich o (Eext)
- halsholt: De pèerden stunden veur de wagen, de boom in het halsholt (Hijken)
- ham I: De zeine zit met de ham, ...hakke an de boom vast (Hijken)
- hamer II: De hamel wuur vroger hoog in de boom hangen, dan stak het vul de kop later hoog op (Padhuis)
- hamer II: Hoe hoger de hamer in de boom, hoe groter het vul later weur (Oosterhesselen)
- haom I: Het aom wordt boven in een boom hangen, zo hoog as het mor kan; hoe hoger het aom in de boom hung, h (Eext)