U zocht voorbeeldzinnen met daarin "buren"
Resultaten 61 - 80 van 168
- holding: Ik snappe niet daj zo'n holding anneemt tegenaover de neie buren (Ruinerwold)
- honen II: De buren hebt heur ehoond en elasterd (Havelte)
- hoogholden: Aj goeie buren hebt, dan moej die hoogholden (Hijken)
- iegel: Dat iegel van de buren hef mij in de klompen pist, wat een smiegel, hein! (Smilde)
- inlangen: Woj de kraant wel even bij de buren inlangen? (Norg)
- inschikken: Nao de roezie hebt de buren het toch maor weer inschikt (Zuidlaren)
- inspringen: Deurdat de buren met insprungen, hebben ze het heui veur de regen binnenkregen (Westervelde)
- Jacobus: Volgens Jacobus heur je de neie buren op vesite te vraogen (Balloo)
- joskoekeniezer: Wij hebt met de buren een joskoekeniezer in de maande (Borger)
- kaaiemelk: Bij een geboorte brachten de buren kaaiemelk (Noordscheschut)
- kaant: Ik heb het in de kaante mit de buren
- kabaal: Maak niet zoe'n kabaal, wat zult de buren wel deinken (Broekhuizen)
- kerdaot: As oeze Willem niet zo kerdaot ewest was, dan was het vee bij de buren ien de braand ummekomen (Ruinerwold)
- kestek(ken): Oeze buren hebt een iezern kestekken um de tuun (Uffelte)
- kisten: De naoste buren mussen vrogger bij een störfgeval helpen kisten (Diever)
- kistleggen: Vanaovend mouw hen kistleggen naor de buren (Eexterveen)
- knusselkont: Wij hoeft niet bij de buren op vesite te gaon, die knusselkonten bint nog lange niet klaor (Ruinerwold)
- koffielapen: Toen ik bij oeze buren kwam, zat er Gerriet ook weer te koffielapen (Koekange)
- koken: Mien vrouw is naor de buren hen koken
- langslaoper: Oeze buren bint langslaopers, die kunt lang in bedde liggen (Sleen)