U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dicht"
Resultaten 61 - 80 van 122
- kapsjees: Een kapsjees is een sjees op twei raoden, een kap erboven en een peerd erveur. Vanachtern dicht en v (Norg)
- klauw I: Wil ie mit de klauwe de grond löswarken? De règen hef de boel aordig dicht eslagen
- knevel: De knevel wuur deur 'n ring of lus haald um de halsband dicht te kriegen (Schoonebeek)
- kniepertiesiezer: dicht eknepen worden as 'n neijaorskoekeniezer (Hoogeveen)
- knollengruun: Aj het knolzaod dicht zaaien, kriej knollegruun
- knuppen: Knup dat pong dicht, veurdat het er oetgeurt (Eexterveen)
- kölper(d): Hol je grote kölperd dicht, aans slao ik hum dicht (Oosterhesselen)
- kraphoorn: Wij nuumt zo'n koe kraphoorn, umdat die de horens zo dicht met de oeteinden an de kop hef (Oosterhesselen)
- krupen: Van kolde kreupen ze dicht tegen mekaar aan op berre (Barger Compascuum)
- menazieklep: Hol je menaozieklep nou maor een poosie dicht (Rolde)
- miegen: Za'k je de ogen is dicht miegen? (Anderen)
- ofsteken: As men te dicht bij de gruppen kwam, dan mus de ploeg ofstökken worden
- onhemmel I: Dat is wal zo'n onhemmel van een koopman; daor hol ik de deur veur dicht (Hooghalen)
- oog: Hij kneep een oogie dicht (Emmer Erfscheidenveen)
- oor: Hie hef de oren aordig dicht an de kop zitten
- opdaoiing: De baanzerdeur wil niet dicht; dat komp van opdeui (Roderwolde)
- ophaken: IJ moet de ket even ophaken, de ketel hangt te dicht op het vuur (Oosterhesselen)
- opschallen: De panne hangt te dicht boven het vuur, wij zult de kette even wat opschallen (Hijken)
- opschrikken: Doou zien vrouw de deur dicht gooide, schrök e op (Eext)
- ossenkop: Lillijke ossekop, hol je bek toch dicht (Sleen)