U zocht voorbeeldzinnen met daarin "drinken"
Resultaten 61 - 76 van 76
- vallen: Ze völd even op de stoel um heur borreltien op te drinken
- verdunnen: IJ moet dat spul wat verdunnen, aans is het niet te drinken (Zweelo)
- verslaven: Ie moet niet teveul drinken, want dan kunj der wal an verslaven (Hijken)
- veurhanden: Wat woj drinken?
- veurkist: Hij haar drinken in de veurkist (Roderwolde)
- veurlopig: Wij wilt veurlopig eerst even koffie drinken (Havelte)
- vleerwien: Aj de kolde ien de hoed hebt, muj vleerwien drinken (Ruinerwold)
- volop: Der was eten en drinken volop (Zuidlaren)
- water: Die is zo gierig, die wil zien eigen water wel drinken (Hollandscheveld)
- waterkoel: In het laand hare wij altied een waterkoele, daor de koenen oet drinken kunden (Beilen)
- watertobbe: De vogels zit bie de watertobbe te drinken (Barger Oosterveld)
- weerspiegeling: As vrogger de kalverties bij de sloot gungen drinken, schrukken zij vaak van heur eigen weerspiegeli (Zwinderen)
- weidepomp: De pinken mussen het drinken oet de weidepomp nog lèren (Sleen)
- zacht: Ie moet mee drinken, aj verkolden bint; de keel wordt er zaachte van (Dwingelo)
- zundagmörgen: Elke zundagmörgen komp hij hier koffie drinken (Westerbork)
- zuut II: De kinder mossen kiezen tussen een beetje botter op brood of een beetje zuit drinken (Emmer Erfscheidenveen)