U zocht voorbeeldzinnen met daarin "duur"
Resultaten 61 - 80 van 109
- moesien: Een moesien rookvleis is wel duur, maar het is ook het beste (Meppel)
- mosterd: Aj te duur koopt, muj mosterd eten (Zuidwolde)
- munt: Aole munten bint duur (Norg)
- naodrager: De kleren bint duur tiggenswoordig, mor het scheelt dat e een naodrager hef (Hijken)
- nog: Ik duur niet, veur gien nog zo veule
- notsem: Da's duur spul jong, het is er maor notsem (Hoogeveen)
- oetgaof: Dat is een duur ding, dat is een huile uutgaove (Emmer Erfscheidenveen)
- oetgeven: Het uutgeven van een clubblad is duur (Erica)
- oetscheiden: Doe is e uutscheid te bien, het wörde hum te duur (Havelte)
- ofbraokpriezen: As het vai veur ofbraokpriezen verkocht wordt, is het niet duur (Eexterveen)
- ofzetter: Hest mie dat ding ja veul te duur verkocht; bist ja een ofzetter (Emmer Erfscheidenveen)
- onbekant: Onbekaante plaanken bint niet zo duur (Ekehaar)
- pèerd: Hij hef een duur peerd op stal
- raod: Goeie raod is duur (Dwingelo)
- rauwvoor: Deur de grote dreugte is het rouwvoor slim duur (Broekhuizen)
- reiten: Een rieten dak is wel mooi, mar het is zo duur in het onderhold (Ruinerwold)
- reken I: Ik duur hum wal an, ik heb hum niks in de reken
- schuurheui: Schuurheui is duur heui
- Sint-Jan: Rop de koekoek nao Sint-Jan/ Komp daor een duur leven van (Emmen)
- slachterij: Slachterij is duur tegenwoordig (Borger)