U zocht voorbeeldzinnen met daarin "flink"
Resultaten 61 - 80 van 170
- hachien: Hij hef flink op zien hachie kregen (Klazienaveen)
- hiemertien II: Het is nog flink oet de kloeten gruid, het was maor zo'n heimerie (Vries)
- hoed I: Die mos flink wat op de hoed hebben
- inladen: Hij is nog goed gezond, hij kan nog flink ienlaan
- inpepern: Wie hebt de wichter flink inpeperd (Barger Oosterveld)
- inzetten: Wie zetten de gang der is even flink in (Emmer Compascuum)
- japon: Hij hef 'n zundagaovend flink wat op 't japon ehad (Havelte)
- jas: Ze hebben hom de jas flink oettrokken
- jas: Wij hebt hum flink de jasse uutstoft (Geesbrug)
- karven: De meiers hebt er mor flink an het karven ewest (Hoogeveen)
- ketoen I: Jaan kreg flink wat van ketoen (Eext)
- kist: Tegen de zommer komt de dèkens met flink wat motteballen zolang in de kiste (Hijken)
- klienen: Ik mo die dikke kloeten nog wel flink klenen (Diever)
- kloet: Die is flink uut de kloeten kommen (Klazienaveen)
- knuppen: der flink wat op knupt
- koeze: Hij leut joe ok flink de koezen zien (Klazienaveen)
- körtponden II: As men vroeger zwienen ofleverde en die hadden nog flink wat voor in de pokkel, dan weur daor wat op (Buinen)
- krop: Hij hef de krop nogal aordig flink veuroet (Anderen)
- lap: Hie har niks en non is e flink op de lappen kommen
- lat: Hij hef flink wat op de latte staon