U zocht voorbeeldzinnen met daarin "geef"
Resultaten 61 - 80 van 160
- klaor: Geef mij mor een klaore met zunder suker (Sleen)
- kluven I: Geef hom dai bonke mor, want dai mag graag even kloeven (Valthermond)
- knibbel: Geef mie ook is wat, kist er toch wel een knibbeltje van missen? (Emmer Erfscheidenveen)
- koekoek: / Geef mij dop/IJ lillijke dikkop
- körrelvoor: Geef de hoender mor een goeie gapse körrelvoor (Stieltjeskanaal)
- krom: Geef mij mor een krom stukkie (Balloo)
- krummelhaand: Geef mij wat in het krummelhaantie/Dien vaoder is naor Engelaandtie/Dien mouder zit te spinnen/Wel m
- krummelhaand: Geef mij wat in mien krummelhaand/Mien vader is hen 't poepenlaand... (De Wijk)
- kuch: Geef mij mor een plakkie kuch (Balloo)
- kus: Geef mij is 'n kussie (Grolloo)
- las II: Die lask geef mor an de hond (Stieltjeskanaal)
- latsen: Geef hum mor wat op de latsen
- lèer I: Geef hum van leer
- lichten I: Geef mij de zoltpot even an, aans moet ik het gat nog lichten (Gieten)
- lienmeel: Geef die neimelkte koe nog mor een scheppien lienmeel der bij (Stieltjeskanaal)
- liflapperij: Dat liplapperij, door hol ik nich van; geef mie man brood mit zwienekeze
- lik I: Geef dat wicht ok mar een lik van je ijsco (Oosterhesselen)
- lik I: Geef mij even een lik eten oet de panne (Klazienaveen)
- likjetik: Geef hum een likjetik (Wapse)
- lössen: Dat kind is zwaor verkolden, geef hum maar wat sukerwater of honning, dan wil het beter lossen (Barger Compascuum)