U zocht voorbeeldzinnen met daarin "geven"
Resultaten 61 - 80 van 348
- elk: Ie kunt niet elk zien zin geven (Roswinkel)
- erpelschel: Die erpelschellen moej an dat kleine kalfien geven (Zweelo)
- fats: Iene een fatse an de kop geven (Zuidwolde)
- fats: Hej hum wat geven? De fiegus en de fats
- febrewarie: *Febrewarie mut vief zomerse dagen geven (Hollandscheveld)
- ferm: pak slaoge geven (Valthermond)
- ferm: Ik heb hum der ferm van langes geven (Diever)
- ferm: Kom ies even bij mij, mien jong, dan za'k je is even ferm wat veur de kont geven (Zweelo)
- fien: Ze kun aander vrouwlu zo echt venienig, maor o zo fien en kuustig, 'n por en 'n steek geven
- fiks II: Wij zult dennend is fiks wat op de pèens geven (Gasselte)
- flèren: Een klap um de oren geven dat het zo fleerde (Hav), zie ook plèren
- flesopener: Non hej mij wal een flessien bier geven, mor dan moej mij ok even de flesopener geven (Sleen)
- flik II: an de oren geven (Sleen)
- flik II: in de snuit geven (Klazienaveen)
- flink II: *Da's een flinke kerel, die meer verlös as zien vrouw uut kan geven (Zuidwolde)
- fochsia: Ze hebt heur moe op moederdag een fuchsia geven (Erica)
- fooi: Ik heb de kapper ok een fooi geven (Sleen)
- gaarde: Ik heb hom een klap met de gaar geven (Eelde)
- gaffel: Zal ik joe iene veur de gaffel geven (Klazienaveen)
- galm: Een galm geven (Wapserveen)