U zocht voorbeeldzinnen met daarin "geweldig"
Resultaten 61 - 80 van 89
- rikken II: Mit rikken kun het er geweldig grof an tougaon
- roepen: Het mot geweldig wezen, ze roupt er nogal over (Barger Oosterveld)
- roggenbrood: Roggebrood mit een plekkie spek der op is geweldig lekker (Barger Oosterveld)
- rozinnig: Daor is hij geweldig rouwzinnig over dat dat gebeurd is (Pesse)
- schommeln: Dat voor schommelt geweldig, kiek oet dat e niet umvalt (Sleen)
- schraand: Dat spek is geweldig schraande (Mantinge)
- sopperig: Met aal die regen kan het lege laand geweldig sopperig wezen (Ekehaar)
- stee: Bie steden is het geweldig nat
- störmen: Het hef vannacht geweldig störmd (Beilen)
- streng II: Wat kan ze geweldig streng kieken (Uffelte)
- strien: Dat kiend hef eerst geweldig estrene, het kun het mar niet an de gaank kriegen, mar nou is het een g (Havelte)
- stuk I: Het was een geweldig mooi stuk (Grolloo)
- suker: Wij hadden een koe met houw op het oog. Wij hebt er witte sukker op daon; dat huulp geweldig (Borger)
- tenielspeulen: Wat kun die vrouw geweldig mooi toneelspeulen (Weiteveen)
- tikken: Dat pèerd kun geweldig hard lopen en dan zeden ze wel is 'hij tikt hum'. Hij leup mit de achterbene (Wapse)
- toepassing: De toepassing op de prèke was geweldig
- vargen: Ik moe mij geweldig vargen (Grolloo)
- veenrook: Veenrook, dat stinkt geweldig (Klazienaveen)
- verlekkerd: Vrogger vun wij Jan in de zak geweldig lekker, maar het is vake zo: aj het nou nog ies kregen, dan v (Hollandscheveld)
- voetballen: Hij kan bij het voetballen zo geweldig gemien speulen! (Erica)