U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gooi"
Resultaten 61 - 80 van 120
- pikken I: Gooi dat mor in het kiphok, dan hebt ze wat te pikken (Anloo)
- poddenvilder: Den bottenvilder gooi mor weg (Stieltjeskanaal)
- poep II: Gooi die aolde poep toch achteroet
- pral I: Gooi de prallen mar in het kiephokke (Ruinen)
- rappelneut: Dat is een rappelneut, die is niet goed. Gooi hum maor weg (Odoorn)
- ren I: Gooi die eerpel die overbleven bint mar in de ren (Padhuis)
- reut I: Dat aolde zwarte reut, dat gooi mor vort (Stieltjeskanaal)
- riefsel: Gooi dat bos riefsel mor bij op de bult (Balloo)
- rieving: Gooi de rieving mor in de pèerdekrup (Sleen)
- roeten II: Ik gooi roeten negen der bai (Eexterveen)
- roetzaod: Gooi dat roetzaod mor veur de vogels (Borger)
- roggebos: Gooi ie de roggebossen maar deur het glop, dan zal ik de legge wel klaormaken (Ruinerwold)
- rooknust: Wat een rooknust is dat hier, gooi de ramen lös! (Padhuis)
- santemekliek: Gooi de hiele santemekliek, ....santemetiek mor vort (Sleen)
- schaden: Gooi daor nog mor wat kuunstmes bij, dat zal vast niet schaden (Exlo)
- schep: Gooi der nog mor een schöppie op, ik kan het wel krulen (Diever)
- schijttun: Gooi die schijttonne even leeg (Klazienaveen)
- schimmeln: Dat spul begunt te schimmeln, gooi het mor vort (Zweelo)
- schoonsel: Gooi dat schoonsel mor in het hoenderhok, der zit nog wal een körreltien in (Stieltjeskanaal)
- schöttel: Gooi de erpels maor op de schöttel (Dwingelo)