U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hakken"
Resultaten 61 - 80 van 87
- modder: Die koenen gungen tot de hakken antoe deur de modder (Schoonlo)
- moek: Dat mèensk kun wel moek an de hakken hebben
- naofokken: Jammer, die stiet wat nauw in de hakken; dat fokt nogal is wat nao (Exlo)
- niks: Het hef niks um hakken (Zwinderen)
- ofschudden: As de kaalver in het laand komt, zegge wij: Nou kunt ze de hakken ofschudden (Hollandscheveld)
- pertaansie: Het is niet veule van pertaansie; het hef niks um hakken (Wapse)
- sabeln: Wie hef daor op die zende zitten te sabeln, het bennen almaol hakken en takken (Klazienaveen)
- schieten II: Hij was zo bange, hij scheet zuk van de hakken
- schrieverij: Mien schrieverij hef niet veul um hakken, het giet mienst de prullebak in (Buinen)
- slof I: Mulen waren mit leren zolen en gien hakken, sloffen waren hielemaole van zacht materiaal (Zuidwolde)
- sloot: Hij kwamp mit de hakken aover de sloot (Elim)
- sloppen: Dat sloppen begunt mij te vervelen, ik heb aaid de hakken van de hosen (Sleen)
- snoekenbek: Mit holt hakken van twee kaanten, dan blif er op de stobbe een snoekebek over en die kan inlekken (Koekange)
- sok I: Hie luup zuk de hakken van de sokken
- sok I: Wij trekt de sokken over de hakken
- tak: Der zit nogal wat hakken en takken in
- traog: Wat loop ie jo traoge, ie kunden wal slakkeneulie an de hakken hebben (Beilen)
- trappen I: Dat peerd trapt zuk op de hakken (Weerdinge)
- trekken: Hij trekt de hakken in de wal
- van II: Ik heb aaid de hakken van de hozen