U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hals"
Resultaten 61 - 80 van 123
- keel: hals
- keelbaand: De kelband zit te strak, dat snedt hum in de hals (Padhuis)
- kelen: Under de hals mèeien, ook wal kelen (Odoorn)
- ketel: Je zul je de ketel an de hals hangen
- kikker: Hij hef een kikker in de hals
- klokken I: Het klokte hum deur de hals (Sleen)
- kloppen: Het hart klopt mij in de hals (Sleen)
- knobbel: Hij hef een knobbel an de hals (Pesse)
- kodde: Dat schaop had een kodde under de hals, die was gallig (Rolde)
- koffiekan: As der iene veule koffie drinkt, dan zegt ze wel ies: die kuj de koffiekanne wel um de hals hangen (Havelte)
- koffiepot: Den zop zoveel koffie, dei kun je de koffiepot wal um 'n hals hangen (Barger Compascuum)
- kop: Jij bennen vals/Jij heb de kop dikker as de hals/Mar jij bennen gemien/Jij hebben de kop dikker as h (Klazienaveen)
- krallensnoer: Dat wich hef een mooie krallenband um heur hals (Barger Compascuum)
- krèeien: Wat is het èten ja zolt, het kreit mij deur de hals (Hoogeveen)
- kroepziekte: Mit kroepziekte hebt ze de hals dichtzitten (Zuidwolde)
- krop: Hij hef 'n kröppe an de hals, de schildkliere warkt niet goed (Hoogeveen)
- kwabbe: Die koe hef 'n dikke kwabbel an de hals hangen (Buinen)
- mollenvel: Hij hef een mollenvel um de hals (Padhuis)
- narmsgat: Hie hef een hals as een armsgat
- neepiesmus: Een kneepiesmusse wörde dèur olde vrouwen drèugen (mit een strik onder de hals, witte musse mit v (Dwingelo)