U zocht voorbeeldzinnen met daarin "haren"
Resultaten 61 - 80 van 87
- pee: Noe is het de pee in hebben, eerder haren ze de pest in (Barger Compascuum)
- plezier: De knuppels haren toch zo'n plezeier in de snei (Barger Compascuum)
- ransel I: De soldaoten haren de raansel op de rug (Roderwolde)
- ribbe: Dat was ien de tied toe as de meinsen nog gien gat haren en deur de ribben scheten (Ruinerwold)
- Saks: Wai haren vrouger Sakse koppies; der waren rooie en blauwe Sakse koppen (Roden)
- sloef I: As wai ons in de vingers sneden haren, kregen wai er een lap om met een sloef erom tou
- slot: Vrouger haren de vrouwlu vaok een slöttie om de haals
- smetten II: Smetten of smarten zeden ze, aj mit warme zommers plekken haren, woor ie rauw weurden deur zweiten o (Barger Compascuum)
- snees: Wij haren vrogger in de schoele nog olde rèkenboekies; daor stund het snees nog in as hoeveulheid v (Ruinerwold)
- snoeftebak: Vroeger haren de kerels snoeftabak in de buus (Hijken)
- soepien: Wij hebt een soepie kregen, zie haren slacht (Zuidlaren)
- spats: De jonges haren veul spats (Barger Oosterveld)
- staon: Wat haren ze hum weer staon mit Runermark! (Ruinen)
- stonde: Wie haren al haost een stonde lopen (Barger Compascuum)
- stromof: Vrogger haren de peerde stromoffen onder de hoeven (Klazienaveen)
- strubbels: Ze haren strubbels onder mekaar (Roden)
- tet: Je kunt niet haren, je slaot er almaol titten an (Klazienaveen)
- tun: Wai haren vrouger de tun aachter het hoes (Roden)
- vaarboom: As wij een voer koren opheulden, dan haren wij daor een vaarboom, ...wezeboom overhen liggen (Klazienaveen)
- vernuvern: Wai haren wat speulgoud opzöcht en het goudtie vernuverde heur er best met (Peize)