U zocht voorbeeldzinnen met daarin "helpen"
Resultaten 61 - 80 van 85
- ringvuur: Mien breur hef wel ies ringvuur had. De dokter kun hum niet helpen. Hij hef er toen een oerkenblad o (Ruinerwold)
- roegmoes: huj niet vraogen um je te helpen, dat is zo'n
- roffel: Ik zel die ain roffeltje helpen (Emmer Compascuum)
- schaop I: Dat schaop kan het ok niet helpen (Balloo)
- scharp I: Die stiet op scharp um te helpen (Geesbrug)
- schoeltied: Nao schoultied mussen wij altied helpen hokken (Norg)
- slichten: Wost mie even helpen eerpeldobben slichten? (Roswinkel)
- slot: Per slot van reken kun hij het niet helpen
- starfhoes: De naoste naober mus helpen in het staarfhuus (Dwingelo)
- stee: Wie mouten de jongelu op stee helpen
- stoppen: Ik mus altied helpen bie het worsten stoppen (Barger Oosterveld)
- tegenprooties: En nou gien tegenprooties meer, eerst oen va helpen (Ruinerwold)
- umhelpen: Kuj het wachten um mij het laand um te helpen
- umscheuren: Ie mugt mij wal helpen met de kasten oprumen, maor dan moej der niet in umme zitten te scheuren (Beilen)
- umspitten: Hai mout de toene nog umspitten. Dan ken hai die wel helpen (Valthermond)
- verdrieven: Wi'j mij helpen de koenen te verdrieven naor aover de diek? (Broekhuizen)
- verlichten: Ik zal je even helpen met dat bien en preberen de pien wat te verlichten (Emmen)
- verlössen: De ko wol niet best kalven, de veearts mus hum nog helpen verlössen (Hijken)
- verwieten: Ie mut mij niks verwieten, ik kan het niet helpen (Koekange)
- veurnimmen II: Ik heb mij veurnummen te kommen helpen met slachten (Odoorn)