U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hemd"
Resultaten 61 - 71 van 71
- toe I: Ik was tot op het hemd toe nat (Klazienaveen)
- trillen: Het hemd trilde hum veur het gat
- verbeelding: Verbeelding as stront en gien hemd um de kont (Sleen)
- vlo: Aj vlooien vangen wilt, moej het hemd over de kop trekken (Gasselte)
- voel II: Hij hef een kleur as een voel hemd (Anderen)
- volgend: De volgende kan alvast het hemd oettrekken (Barger Oosterveld)
- vraogen: Hie vreug hum het hemd van het gat (Anderen)
- vraogenscheet: Ien die je het hemd van het gat vrag, is een vraogenscheet (Emmen)
- web: Een webbegie in een hemd (Dwingelo)
- zaoterdag: Op zaoterdag komp altied de zunne nog even deur, want anders krig Maria het hemd nich dreuge
- zundag: Dat is een zundag zunder schoon hemd