U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hoop"
Resultaten 61 - 80 van 81
- partij: Der bint een hoop politieke partijen (Nieuw Amsterdam)
- poeren: Bie poeren wordt er een heile hoop piereworms an een touw knupt, zodat het een kloete (2 Ã 3 cm) is (Barger Compascuum)
- remein: Bij de buren hadden ze een hoop rommel op zolder, maor bij het hoesschonen hebt ze der flink remein
- roggendollies: Vroouger kregen een hoop boerenfamilies aal murgen roggendollies (Anderen)
- röttigheid: Daor kan wel een hoop röttigheid van kommen (Klazienaveen)
- scharreln: Hie hef een hele hoop bij mekaar escharreld (Uffelte)
- smuk: Der zit een hoop smuk an die kaste (Klazienaveen)
- spektakel: Het gef een hoop spektakel met die renovatie van die hoezen
- sprank: Is der dan nog ain spraankie hoop? (Tweede Exloërmond)
- trammelant: Dat gef een hoop trammelant
- valigheid: Bij het voetballen hej ok een hoop valigheid (Nieuw Dordrecht)
- verlet: Der bint een hoop domme mèenschen in de wereld, mor der is soms nog verlet um (Anderen)
- verliezen: Alle hoop is verleuren (Exlo)
- verreizen: Met de bus moej een hoop tied verreizen (Beilen)
- verwachten: *Hoop döt verwachten (Oosterhesselen)
- verzachting: Ik hoop dat de tied
- veurvallen: Ik hoop dat dat niet weer veurvalt (Zwinderen)
- vortgaon: Der zint een hoop mèenschen an weggaon (Sleen)
- wiesdompe: Ene mit een hoop verbeelding is een wiesdompe (Broekhuizen)
- zat: Ik hoop dat dat volk gauw ofnokt, ik bin ze slim zat